Docet Omnes

Gepubliceerd op 22 juni 2022 om 15:21

Dit schooljaar hebben leer- en andere krachten uit het onderwijs zich met hart en ziel ingezet voor hun leerlingen. Samen probeerden we ook zorg en onderwijs te integreren. Door naar kinderen en jongeren te luisteren en hen mee te laten beslissen. Door ouderlijk gezag een volwaardige plek te geven in het hele proces. Door loyaal te zijn aan bestuurders, maar tevens onze autonomie als professionals gestalte te geven. Kortom, we handelden binnen een spanningsveld waarbij we meerstemmigheid koesterden en cultiveerden. Schooluitval is immers geen technische aangelegenheid die we in efficiënte en effectieve procedures kunnen gieten en waarvan we de uitvoering in een strak tijdspad kunnen bewaken, maar in de eerste plaats een ethisch en mensenrechtelijk vraagstuk. Want laten we wel wezen: oplossingen drijven niet zomaar boven op de golven van spontane menselijke communicatie of van wetenschappelijke kennis. Het gaat in de kern om het voortdurend en wederzijds kritisch bevragen van elkaar. Welke waarheidsclaims maak jij als je macht uitoefent? En welke machtseffecten heeft jouw waarheid? Wie mag er (niet) meespreken? Wat doe je bijvoorbeeld als je zegt dat 'de zorg voorliggend is'? En wat zeg je over de waarde en toekomst van een kind als je het vrijstelt van de leerplicht? En wat bied je het kind aan ná die vrijstelling? Zo creëren we tegenmacht en tegenafhankelijkheid. En uit die ruimte ontstaan nieuwe inzichten en initiatieven. Maar laten we eerlijk zijn: dat loopt niet altijd van een leien dakje. Het noopt ons immers tot een houding waarin we ons nooit helemaal comfortabel voelen bij onze zekerheden en vanzelfsprekendheden. En - de waarheid heeft haar rechten - het zorgt regelmatig voor irritatie, frustratie en conflicten. Maar zonder respectvolle wrijving geen glans, zo leerden we, en ook geen nieuw licht. "Sol Iustitiae Illustra Nos." Moge de zon der gerechtigheid ons verlichten, zoals de Universiteit van Utrecht zo mooi in haar vaandel draagt.

 

Ik wens de mensen uit het onderwijs dan ook een deugddoende vakantie toe. En wie naast rust en ontspanning ook inspiratie zoekt, kan op weg naar de zon een tussenstop maken in Parijs, bij het Collège de France. Dit beroemde onderwijsinstituut is eeuwenoud (van 1530 om precies te zijn) en heeft als motto: 'Docet omnia'. Letterlijk vertaald: 'Het onderwijst alles'. Niet meteen bevorderlijk voor vermoeide leerkrachten, hoor ik je denken, en ook niet 'prestatiedrukverminderend', zoals dat tegenwoordig heet. Maar staar je niet blind op de letterlijke betekenis. Het doel van het College is om 'de wetenschap in de maak te onderwijzen' en kan het best begrepen worden als: 'geen onderwijs in verworven waarheden, maar in de idee van vrij uitgevoerd onderzoek'. De in dit zeer prestigieuze instituut toegelaten docenten zijn vrijgesteld van allerlei verplichtingen. Hun kerntaak is om fundamenteel onderzoek te verrichten en dit in openbare colleges te delen met het publiek. De colleges zijn vrij toegankelijk voor alle geïnteresseerde burgers, ongeacht vooropleiding. En toetsing noch diploma-uitreiking komen eraan te pas. De toehoorders kunnen er hun voordeel mee doen, maar hen wordt niet de wet gelezen over hoe ze uitspraken en betogen moeten begrijpen. Je kan zeggen dat men er de stem van de leraar eert, alsook de relatie tussen leraar en leerling. Maar bovenal (nu we toch op dreef komen) het hoogste doel van het onderwijs, namelijk: de vrijheid. En dáárom is het een inspirerende plek. Uiteraard kan niet het hele onderwijs op die maat geschoeid worden, dat snap ik zelf ook wel, maar het bestaan van zo'n plek is betekenisvol en verlicht de weg. Het recht op onderwijs achten we immers universeel geldig en we gunnen alle kinderen hoogwaardig onderwijs dat aansluit bij hun interesses, dat hen begeestert en dat bij hen past. Zelfs als het reguliere onderwijs zich handelingsverlegen verklaart, oordeelt dat ‘zorg voorliggend is’ en daar uiteindelijk een opschorting of annulering van het recht op onderwijs mee bewerkstelligt. Net dan. Als het niet inclusief kan, dan maar exclusief.

 

Afgelopen meivakantie was ik zelf in Parijs, samen met mijn dochter. Ik draalde voor de blauwe poort van het College, mijmerend over de mogelijkheid om het motto te veranderen in 'het onderwijst allen'. Docet omnes. En daaronder misschien in kleine lettertjes, bij wijze van hart onder de riem: 'You're a wizard, teacher!' Het speet me dat ik geen verf meegenomen had, maar tegelijkertijd twijfelde ik over de verbuiging van het woord 'omnes'. Toen ik bij thuiskomst mijn oud leraar Latijn uit Gent consulteerde, kon hij in ieder geval mijn twijfel wegnemen. "Je Latijn zit er nog goed in", antwoordde hij, "omnes is lijdend voorwerp en moet dus in de accusatief staan, en de accusatief meervoud van omnis is inderdaad omnes. Je zou dan ook de climax kunnen maken "het onderwijst alles aan iedereen." Docet omnia omnibus. Of als absolute climax: 'het onderwijst allen in/door alles'. Docet omnes omnibus. In dat laatste heb je dan de dubbelzinnigheid, want omnibus kan ook datief van personen zijn en dan krijg je 'het onderwijst allen voor allen'. En zo kan je dan eventueel voortgaan naar een heerlijke humanioragedachte: 'het onderwijst allen door alles te onderwijzen' - Docet omnes omnia docendo. Ziezo, je hebt nu heel wat om te overdenken". Dat laatste klopte als een bus en deed ik ook. Dáár, dáár - zo realiseerde ik me - is het begonnen. Mijn manier van denken komt ergens vandaan. De bron ligt bij die leraren die ons erkenden én inspireerden. En ons aanspoorden om verder te gaan, op eigen benen, want 'plus est en vous.' Zeker, misschien maakten ze ons soms teveel tot object van hun 'heerlijke humanioriagedachte' en projecteerden ze eigen idealen, ambities, frustraties of verlangens op ons. Misschien hadden ze te weinig oog voor onze persoonlijke worstelingen of tragedies. Doch wat konden ze meer doen om tegengewicht te bieden ten aanzien van dat disciplinerende weten waar we met z'n allen in vast zaten? Waarin ze onze lichamen en geesten in uurroosters moesten proppen en waarin ze moesten inzetten op het nemen van onze maat. Door ons te toetsen, te beoordelen en te vergelijken met het gemiddelde en met elkaar. Tot we goed genoeg bevonden werden als gehoorzame en leerbare subjecten die klaar waren voor het leven of in ieder geval een hogere studie. Was het überhaupt hún taak om ons te helpen onze rechtmatige eigenaardigheid te ontwikkelen, om een eigen weg te gaan in de wereld en zo een eigen waarheid te ontdekken, los van politieke, economische of menswetenschappelijke normen en eindtermen? En wie zal zeggen of ik niet dezelfde fout maak wanneer ik denk dat de therapeutische ruimte jongeren wél toelaat een andere subjectivering te ervaren, één die richting zelfzorg en vrijheid leidt? Anyways, wijzelf reageerden toentertijd als jonge honden op die humanisering. Met de slappe lach en verzet. Over de grond rollend bij de gedachte dat we onze rechterhand in brand zouden steken (ook een vorm van verlichting, zeg maar), net zoals Mucius Scaevola voor de glorie van Rome had gedaan. Dat we zo de tegenstanders van de Vlaamse gedachte zouden overtuigen dat wij en velen met ons volhardend waren en zij overheersing beter uit hun gedachten konden zetten. En daarna links door het leven zouden blijven gaan. Of we trokken tijdens de Griekenlandreis de gordijnen in de bus dicht toen de leraren ons vroegen muziek op te zetten die beter paste bij het fantastisch stralende landschap. Zoals Diogenes de Cynicus vanuit z'n ton aan de heerser Alexander de Grote vroeg om een stapje opzij te zetten zodat hij niet in zijn licht stond, zo verkozen we de zwarte zon en de Dionysische roes boven de heldere lucht en de Apollinische orde van de leraar. Dat de wereld op ons wachtte om verantwoordelijkheid op te nemen stelden we het liefste nog uit. En wie kan dat de jeugd kwalijk nemen? Maar die zwarte zon in ons doofde niet in de loop der jaren. Wat was dan wel de moeite waard om voor te vechten? Om voor te leven? En op welke wijze vechten en leven? En daar in Gent, en ook daar in Parijs kwam die heerlijke humanioragedachte niet tot mij, integendeel. Een humanisme? Een antropologie? Nu God en Mens dood verklaard zijn?

 

Nee, aarzelend voor die blauwe poort van het Collège de France schatte ik in dat ik nooit het woord 'omnia' kon overschilderen zonder dat de politie me betrapte. En hoe moest het dan verder? Voorgeleid worden en natuurlijk een psychologisch onderzoek ondergaan. En dan wachten op een zitting, zonder twijfel een lachertje, lopend bandwerk met 100 verdachten uit andere zaken. Er zijn natuurlijk te weinig rechters omdat ze in Frankrijk de pensioengerechtigde leeftijd niet omhoog krijgen. En de oorlog in Oekraïne maakt trouwens dat er weer meer overheidsmiddelen naar defensie in plaats van justitie gaan. Alsof zo'n rechter dan de tijd heeft om zich te verdiepen in mijn nuances en schulduitsluitende gronden. Alsof ik in staat zou om een helder betoog te houden terwijl mijn kind daarbuiten ronddwaalt. Leer mij mezelf kennen. Dat wordt stamelen, blozen en zweten. En uiteindelijk steeds in herhaling vallen, met m'n notities in de hand: "Ce corps, ce papier, ce feu!" En - hoe kan het anders? - uiteindelijk volgen label en straf. En kom dan in Nederland nog maar eens aan de bak, zonder VOG. Daar had je het al: de praktische bezwaren en de wet. En tenslotte ook de weemoed, die niemand kan verklaren. Maar gelukkig klonk toen vanachter die blauwe deur een andere stem, van een leraar die al meer dan een kwarteeuw tot me spreekt, luider klinkend naarmate de tijd verstrijkt en me vergezellend op mijn reis als migrant en passant. "Ik weet niet of we als mensheid ooit de volwassenheid zullen bereiken en uit onze zelfopgelegde staat van onmondigheid zullen treden. Veel in onze ervaring overtuigt ons ervan dat de historische gebeurtenis van de Verlichting ons niet tot mondige volwassenen maakte en dat we dat stadium nog niet bereikt hebben. Toch denk ik dat er zin kan toegekend worden aan de kritische ondervraging van het heden en van onszelf, hetgeen Kant onder woorden bracht toen hij reflecteerde op de Verlichting. De kritische ontologie van onszelf moet daarbij niet beschouwd worden als een theorie, een doctrine, niet eens als een voortdurend groeiend lichaam van accumulerende kennis; het moet beschouwd worden als een houding, een ethos, een filosofisch leven waarin de kritiek van wat we zijn tegelijkertijd een historische analyse is van de grenzen die ons opgelegd zijn en een bewijs van hun mogelijke overschrijding. Ik weet niet of we vandaag de dag moeten zeggen dat de kritische opdracht nog steeds hoop in de Verlichting impliceert; ik denk dat het altijd werk aan onze grenzen noodzaakt, dat wil zeggen: een geduldig werk dat vorm geeft aan het ongeduld van de vrijheid." 'Un labeur patient qui donne forme à l'impatience de la liberté'. Dat was het. Na de vakantie dus gewoon verder gaan met het werk. Niks bekladden of leuzen wijzigen. Niks een stempel drukken op dingen of een eigen school stichten. Hooguit nu eindelijk eens beginnen aan dat kritisch onderzoek naar het ontstaan van de leerplicht. Om te begrijpen waarom we in het verleden kinderen dwongen om te leren op scholen. En hoe deze opgelegde dwang veranderde in een zelfdwang. Om tegelijkertijd in het hier en nu, samen met jongeren en volwassenen die grenzen te verleggen en zo te zorgen voor de wereld. Maar nu is het vakantie. En... "Pap, pa-ap, - jeetje jij bent écht doof - wat zit je naar die stomme blauwe deur te staren? We moeten door!" En gelukkig is daar ook de stem van onze kinderen. En gelijk hebben ze, zeker als ze bijna 12 zijn en het afscheid vieren van het basisonderwijs. Ze willen buiten zijn, in de wereld. Om aan toegepaste modewetenschap te doen en om, zoals we toch echt heel duidelijk hadden afgesproken, het esthetische aan het culinaire te koppelen bij Le Bonbon au Palais.

 

Zo verging het mij in de meivakantie en zo hoop ik dat het ook jullie mag vergaan in de zomervakantie, beste collega's uit het onderwijs. Waar je ook bent of naartoe gaat (Parijs is tenslotte een verplaatsbaar feest), moge de vermoeidheid, angst, twijfels, boosheid, oordelen en weemoed uit jullie gehaald worden. Door de rust, de wijn, de muze, inspirerende medemensen, maar vooral door kinderen en jongeren zelf. Stemmen die krachtiger zijn dan beleidsteksten, wetboeken en protocollen. En dat we zo mogen ervaren dat de poort waar we bedremmeld staan te luistervinken of snode plannen te smeden, dat die poort open blijkt te zijn en de ruimte erachter de moeite waard, vrij toegankelijk en zonder dwang om zus of zo te denken of te leren. Dat het niet uitmaakt of we faalangst, gezagsproblemen, zelftwijfel, de juiste papieren of de goede achtergrond hebben. En dat de wereld vóór die poort ook de moeite waard is en zorg nodig heeft. Dat de kinderen en jongeren dáár zijn en dáár leren. En de vraag hoe we hen dáár het beste kunnen helpen een gezamenlijk experiment is dat een nieuwe autoriteit behoeft. Een vorm van verbindend gezag waarbij we samen met ouders, kinderen en jongeren in het licht van de zon zitten en samen op pad gaan, ook al lopen de rails van de gordijnen soms stroef en wordt er eerst van ons gevraagd om in de bus te gaan en de muziek van de zinloosheid met hen te verdragen. En waarbij we de bestuurders vragen om niet een stap opzij te zetten, maar erbij te komen. En mogen we zo volgend schooljaar, met nieuwe moed en energie, elkaar op de drempel ontmoeten en de basis vinden voor een hernieuwde samenwerking. Bedankt Leo, Reinout, Michel, Haim en Hannah. En heb een goede vakantie, leraren van nu. Tot na de zomervakantie! Dan beginnen we opnieuw.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.