- EEN BEELD
Wanneer een kind dreigt uit te vallen op school steekt er een storm op in het gezinsleven. Jeugdigen en ouders worstelen met de golven, slaan overboord of dreigen weg te zinken in de diepte. Wanneer zwarte wolken de zon verduisteren en de dingen niet langer in een natuurlijk licht baden, is er behoefte aan iets of iemand die een ander licht op zaken kan werpen. Vanuit de hoogte schijnen de felle lampen van uitkijktorens en helikopters (onderwijs, jeugdhulp, wetenschap, overheid) en proberen waarnemers op basis van wat ze zien zo goed mogelijk hulp te organiseren en in te zetten.
Maar heeft men wel een goed beeld van wat zich afspeelt in het water? En hebben de hulptroepen die men inzet het passende aanbod in huis? Verblinden en belemmeren de lampen niet veeleer de mensen in de diepte? Zijn de motoren van de helikopters niet te luid zodat het lijkt alsof de mensen doof zijn? Of niet willen luisteren omdat ze de handen tegen de oren drukken?
Om deze vragen te kunnen beantwoorden is er een plek nodig waar ouders, jeugdigen, hulpverleners en waarnemers kunnen samenkomen om behoefte en aanbod op elkaar af te stemmen. Een plek zoals een schip of een terp (opgehoogde grond) waardoor mensen uit het water kunnen komen. Een plek waar ze kunnen aansterken en elkaar in de ogen kijken. Waar de felle lampen van de uitkijktorens en het lawaai van de helikopters wat gedempt worden, doordat de mensen met hun rug naar de uitkijktorens mogen zitten of in een afgesloten, droge en warme tent kunnen plaatsnemen.
In het zachte licht van een kampvuur kunnen ouders en jeugdigen ervaringen uitwisselen en verhalen vertellen. De verhalen vormen de basis voor een gezamenlijke analyse en een beargumenteerde redenering. Gezinnen kunnen zo zelf vaststellen welke acties ze op eigen kracht kunnen uitvoeren en welke benodigdheden ze nog nodig hebben. Tenslotte kan de lijst met benodigdheden in de richting van de uitkijktorens opgehangen worden of aan de helikopters meegegeven worden. Zo kunnen de waarnemers ermee aan de slag. En wanneer er zaken uit het lijstje niet voorhanden zijn, overleggen ze met hun bestuurders die op hun beurt beslissingen nemen. Zo regelen we met elkaar datgene wat nodig is. En realiseren we datgene wat gezinnen in staat stelt om te zijn wat ze kunnen zijn en om te doen wat ze kunnen doen.
- PROBLEEM, INZET EN DOEL
Het fenomeen van schooluitval is een taai probleem dat lijden en verlies met zich meebrengt. Jeugdigen die niet naar school (kunnen) gaan en geen onderwijs krijgen, brengen een actuele crisis tot uiting. Het ‘probleem dat zich stelt’ bestaat namelijk al lange tijd en lijkt ondanks de maatschappelijke inspanningen alleen maar te groeien. Het is een wicked problem dat geen quick fixes kent.
Het is dan ook niet onze opzet om dé probleemanalyse te maken of dé oplossing aan te reiken met dit onderzoek. De inzet is om schooluitval te ‘problematiseren’. Om in eerste instantie stil te staan bij en afstand te nemen van de ‘vanzelfsprekendheid’ van de gangbare begrippen van en handelswijzen ten aanzien van ‘schoolverzuim’ en ‘thuiszitters’. Om vervolgens de morele en praktische oordelen die automatisch in de hoofden opkomen op te schorten. Op deze wijze kunnen we een open blik en een ruimte voor ontmoeting en reflectie creëren. Hetgeen ons dan weer in staat stelt om de praktische en theoretische context te onderzoeken en te analyseren. En datgene te doen wat nodig is, wat echt en duurzaam helpt en wat een sociale verandering ten goede teweegbrengt.
Het doel is om samen met jeugdigen en ouders het fenomeen goed te beschrijven, te begrijpen, te evalueren, te verklaren, te veranderen en te leren over deze verandering:
- Beschrijven: transparant maken hoe het leven van gezinnen eruitziet wanneer een jeugdige niet naar school kan gaan en duidelijk maken welke behoeften er spelen (‘thick description’).
- Begrijpen: inzichtelijk maken wat het betekent voor een gezin wanneer een jeugdige niet naar school kan gaan. De tragische dimensie en de pijn die gepaard gaat met verlies van talent en perspectief voor het voetlicht brengen.
- Beoordelen: evalueren wat helpt en wat niet helpt om behoeften te vervullen en om dat wat een jeugdige in potentie kan zijn of doen om te zetten in welbevinden en goed functioneren (‘capabilities, conversion factors & functionings').
- Verklaren: de systemische factoren analyseren die de adequate vervulling van behoeften en de conversie van capabilities in welbevinden en goed functioneren in de weg staan.
- Veranderen: normatieve vragen stellen, beantwoorden en uitvoeren: wat zouden we moeten doen? Samen met jeugdigen en ouders (‘the public’) bedenken, selecteren en uitvoeren van praktische en sociaal rechtvaardige acties (creëren van ‘participative goverance’).
- Leren: reflecteren over wat de sociale verandering vooruithelpt en wat niet.
- KRITISCHE TRADITIE
We plaatsen ons met het onderzoek in de kritische traditie. Meer bepaald de lijn van de Frankfurt School, Michel Foucault en Iris Marion Young. De kritische inzet is met name het bevragen van de huidige machtsstructuren in het licht van een betere inrichting van de samenleving.
Deze traditie kent een theoretisch-historische dimensie en een experimenteel-actiegerichte dimensie. Daarmee onderscheidt ze zich van de andere kritische traditie die zich de vraag stelt naar de voorwaarden waaronder er gesproken kan worden van ware kennis of van een rechtvaardige samenleving of rechtvaardige instituten (analytische filosofie). Het gaat meer bepaald om het verschil tussen een ‘arrangement-focused justice’ en een ‘realization-focused justice’, zoals Amartya Sen stelt in zijn boek ‘The Idea of Justice’ (2009). Niet de vraag naar wat een rechtvaardige samenleving is of wat rechtvaardige instituties zijn is leidend, maar de vraag naar hoe concreet ervaren onrecht wat kleiner gemaakt kan worden door de levens van mensen centraal te stellen en vandaaruit te blijven redeneren en handelen.
De focus ligt in ons onderzoek dus niet op de systeemwereld, maar op de concrete levens van mensen. We focussen op hoe mensen de machtseffecten en de waarheidsclaims van de systeemwereld ervaren. En hoe ze in hun leefwereld zelf iets kunnen veranderen waardoor hun behoeften vervuld en hun capabilities bevorderd kunnen worden. Dit laatste houdt uiteraard ook in dat men wellicht ook één en ander in de systeemwereld moet veranderen. Een dergelijke kritische ‘capability benadering’ past binnen de Utrechtse Onderwijsagenda en meer bepaald de lijn die een ononderbroken ontwikkeling van jeugdigen nastreeft. Ze sluit ook aan bij het Utrechts Model waarbij we de leefwereld centraal stellen, hulp zo nabij mogelijk organiseren, kijken naar wat er mogelijk is en dat wat nodig is zo eenvoudig mogelijk doen. En tenslotte bouwt ze voort op kritische initiatieven als die van JongPit, Mentaal Kapitaal, Wel in Ontwikkeling, Betrek Mij Gewoon en de Onderwijsaffaire.
- VRAAGSTELLING BINNEN EEN KRITISCH SOCIAAL ONDERZOEK
We zien het fenomeen van schooluitval niet als een vorm van afwijkend gedrag, maar als een uiting van de educatiecrisis. Met educatiecrisis bedoelen we de moeizame interactie tussen opvoeding, onderwijs en jeugdzorg op het moment dat zich een urgente situatie voordoet die een gezamenlijke aanpak vereist (zoals schooluitval, suïcidaliteit of onveiligheid).
Het PAOS-U is een onderzoek naar de sociale factoren of determinanten van schooluitval. We onderzoeken namelijk welke systemische obstakels de vervulling van basisbehoeften en de conversie van capabilities in de weg staan op het moment van schooluitval en hoe deze obstakels uit de weg geruimd kunnen worden. Het PAOS-U is dus een kritisch sociaal onderzoek waardoor het zich onderscheidt van onderzoek met een biologische of psychologische insteek.
Omdat schooluitval een taai probleem is opteren we ervoor om samen met betrokkenen en andere belanghebbers trage en fundamentele vragen te stellen. We denken dat Slof de schildpad en z’n vrienden verder komen dan Zoef de haas.
De hoofdvraag luidt: hoe kunnen de basisbehoeften van jeugdigen en ouders die te maken hebben met schooluitval adequaat vervuld worden? Hoe kunnen de capabilities van jeugdigen en ouders omgezet worden in positief welbevinden en goed functioneren?
De deelvragen zijn:
- Wat verstaan we onder schooluitval? Hoe ervaren jeugdigen en opvoeders schooluitval? Hoe geven ze er betekenis aan?
- Welke psychologische basisbehoeften en capabilities bestaan er? Worden deze basisbehoeften adequaat vervuld bij schooluitval? Worden capabilites voldoende omgezet in welbevinden en functionings?
- Welke systemische factoren verhinderen de vervulling van basisbehoeften en de omzetting van capabilities bij schooluitval?
- Hoe kunnen deze obstakels uit de weg geruimd worden? Welke acties zijn aangewezen en mogelijk? Welke doelen en middelen zijn sociaal rechtvaardig?
- CONCREET
Het PAOS-U bestaat uit drie luiken: een talig luik, een ecosystemisch luik en een actiegericht luik.
Ten eerste verrichten we een talig onderzoek. Zoals gezegd zoeken we de duiding van het probleem van schooluitval niet IN het individu van de jeugdige of de ouder maar daarbuiten. In de (politieke, psychiatrische, psychologische, pedagogische, didactische en economische) vertogen waarbij het er om gaat de sociale determinanten te analyseren die het vervullen van de basisbehoeften in de weg staan.
Het talig luik is het kritische en historische deel waarbij de geleefde ervaring in het hier en nu omgezet wordt in een narratief waarbij tekst-interactie-context (discours) geanalyseerd worden. We maken gebruik van en bouwen voort op het onderzoek dat reeds plaatsvond (Mentaal Kapitaal, Wel in Ontwikkeling, JongPit, Betrek Mij Gewoon, Onderwijsaffaire). We geven bekendheid aan het onderzoek en vinden zo deelnemers aan het onderzoek. We gaan op pad en vragen jeugdigen en ouders om ‘dagboekfragmenten’ zodat we een gefictionaliseerd geheel kunnen construeren: ‘een dag in het leven van een schooluitvaller’ of ‘Drop Out Diaries’. We vragen ook naar creatieve beelden (gedichten, tekeningen, metaforen, …). We stellen tenslotte ook een vragenlijst op, nemen interviews af en verzamelen verhalen. Aangezien het belangrijk is om lokale kennis te verwerven (vanwege de transitie en het lokale beleid van zorgaanbieders en samenwerkingsverbanden), selecteren we jeugdigen en ouders/opvoeders die in Utrecht wonen of die naar een Utrechtse school gaan. Bronnen die met regelgeving of beleid te maken hebben worden eveneens gezocht en aangewend in het onderzoek. Het criterium is de mate van invloed die er van deze teksten uitgaat, waardoor het in dit geval niet louter gaat om lokale kennis. De verkregen teksten analyseren we tenslotte met de methodiek van Critical Discourse Analysis (CDA). De verkregen narratieven analyseren we o.a. thematisch aan de hand van de capabilities, functionings en conversiefactoren uit de ‘capability approach’ en de basisbehoeften van Dweck (acceptatie, competentie, voorspelbaarheid, vertrouwen, controle, zelfwaardering en zelfcoherentie).
Ten tweede plaatsen we de uitkomsten van het talig onderzoek in een ecosystemisch verband. Daarvoor gebruiken we het theoretisch kader van Bronfenbrenner. We maken onderscheid tussen de verschillende systemen die samen het ecosysteem vormen. De microsystemen zijn de contexten waarbinnen een jeugdige en een volwassene met elkaar omgaan. Het betreft de situaties waarin de jeugdige-volwassene-relaties (jeugdige-ouder/opvoeder; jeugdige-leerkracht; jeugdige-hulpverlener; jeugdige-trainer/coach; …) optreden. De mesosystemen zijn de contexten waarin de verschillende volwassenen met elkaar omgaan (bv. een Groot Overleg op school). De exosystemen zijn de contexten waarin de volwassenen zich individueel bevinden en hen beïnvloeden (bv. werk van ouders, schoolsysteem/team van een leerkracht, zorgorganisatie van de hulpverlener, …). Het macrosysteem is de context op een maatschappelijk niveau waar bepaalde ideeën, waarden en normen ontstaan en zich doen gelden richting de andere systemen. Tenslotte is er het chronosysteem: de historische context van alle genoemde systemen.
Ten derde willen we concreet aan de slag gaan volgens de methodiek van participatief actieonderzoek. We richten een oudergroep op conform de aanpak van Kathinka Bruinsma (Ouders van Betekenis). Een dergelijke oudergroep heeft empowerment als doel, wat inhoudt dat ze elkaar in vrijheid kunnen ontmoeten, ervaringen en kennis kunnen uitwisselingen en regie krijgen over het verdere proces. Ouders bepalen zelf wat ze doen in de groep en kiezen zelf welke hulp ze willen organiseren (bv. informatie over onderwijsrecht of over de sociale kaart op vlak van onderwijs en jeugdhulp). Hulpverleners en onderzoekers zijn hierbij faciliterend. Zo kunnen we samen met ouders onderzoeken hoe ze in het hier en nu basisbehoeften wél kunnen vervullen, capabilities kunnen omzetten in welbevinden en goed functioneren, en welke acties daarvoor mogelijk en sociaal rechtvaardig zijn. Zo kunnen we tenslotte de stem van jeugdigen en ouders laten weerklinken op de overleg- en besluitvormingstafels.
- HET COLLECTIEF
In Utrecht proberen we een collectief (sociale beweging) op gang te brengen. En samen op te trekken om de gestelde vragen te agenderen, te onderzoeken en te beantwoorden. En om acties te bedenken en uit te voeren die tot een sociale verandering leiden.
Personen die het collectief een warm hart toedragen en ondersteunen zijn: Frederik Bullens (Spoor030 en ervaringsrijke ouder), Irene de Jonker (ervaringsrijke ouder), Fee (Expex), Misha (Expex), Hellen Houterman (Expex), Kathinka Bruinsma (Netwerk Beter Samen, Ouders van betekenis), Michel Rem (Weg van de Held), Floortje Scheepers (UmcU), Gea Horsman (Spoor030), Rik Horstman (Spoor030), Gerard Harskamp (Spoor030), Nienke Meeder (Koos), Tim Bambacht (Koos), Peter Dijkshoorn (Beweging van 0), Suzanne Verdoold (Gemeente Utrecht), team Collectieve Aanpak (Gemeente Utrecht).
7. TE DOEN
- Theoretisch werk: integreren van Critical Social Theory met de Capability benadering.
- Literatuurstudie: inventariseren en analyseren van wetenschappelijke studies naar schooluitval. Welke behoeften worden gevonden/geselecteerd? Welke oplossingen worden voorgesteld?
- Rapporten van Mentaal Kapitaal, Wel in Ontwikkeling, Onderwijsaffaire, Jong Pit en Betrek Mij Gewoon analyseren.
- Een oudergroep stichten en starten vanuit Spoor030. Samenwerken met Kathinka Bruinsma en Netwerk Beter Samen.
- Dagboekfragmenten verzamelen, met hulp van de Expex. Creatieve uitkomsten bedenken, maken en delen.
- Vragenlijst opstellen en interviews afnemen. Interviews uitwerken als narratieven en analyseren.
- Dagboeken en narratieven gebruiken als materiaal waarop we de CDA toepassen.
Reactie plaatsen
Reacties